Translate this site

vrijdag 2 maart 2012

Liefdesverdriet ?

OOSTERBIERUM: In de nacht van 15 op 16 november 1896 werd bij de hoofdmeester H. Gerritsen in Oosterbierum een raam ingegooid van de voorkamer. Bij nadere inspectie bleek dat bij het raam een stuk steen lag waar waarschijnlijk het raam mee ingegooid was. Meester Gerritsen heeft later aangifte gedaan van het voorval. 

De 21-jarige E. van K. was de dader en hij moest op 17 december van dat jaar voor de rechtbank in Leeuwarden verschijnen. Dus een maand later dan dat hij zijn daad had gepleegd. Wij kennen nu een vorm van ‘lik-op-stuk’,  ‘snelrecht’ en met de afgelopen jaarwisseling heb ik gehoord dat en zelfs in de grote steden een ‘super snelrecht’ was ingevoerd. Dat betekende: oudejaarsnacht gepakt, dan zaterdag 2 januari voor de rechter. 

In 1896 kon men kennelijk ook snel. E. van K. verscheen niet op de zitting en werd daarom bij verstek terecht gesteld wegens vernieling. Wat was nu de verklaring van meester Gerritsen, of eigenlijk de verklaring van zijn dochter Hendrina? Wel, Hendrina had verklaard dat zij met haar zuster naar haar slaapkamer was gegaan en . . . toen zij de lamp uitdeden hadden zij nog even naar buiten gekeken. Zij zagen toen dat E. van K. op het erf van de buurman was en daar iets opraapte en daarmee een gooiende beweging maakte richting de woning van hun ouderlijk huis. Onmiddellijk daarop was er glasgerinkel te horen. 

De veldwachter is er later bijgehaald en hij heeft toen E. van K. ondervraagd. De ondervraagde bekende dat hij ’s nacht om half één het raam bij de meester had ingegooid omdat hij wat te veel drank op had. 

De nacht van 15 op 16 november was een zondagnacht. Gelet op de leeftijd van E. van K. en dat dochter Hendrina nog even uit het raam keek toen zij de lamp had uitgedaan, dan is het best aannemelijk dat hier liefdesverdriet in het spel was. Want voelde de dochter dat er wat aan zat te komen? Had zij de verkering uitgemaakt? 

Maar wie was nu E. van K.? De jongeman was toen 21 jaar, dus geboren ca. 1875. Even zoeken in het digitale archief van Tresoar met als resultaat dat het hier naar alle waarschijnlijkheid om ene Eise van Keimpema gaat die mogelijk liefdesverdriet heeft gehad. Hij werd voor zijn daad tot drie dagen gevangenisstraf veroordeeld.  




Sjoukje en Huite Palstra

TZUMMARUM: Artikelen uit het archief van de Leeuwarder Courant. Deze keer uit de krant van 26 december 1969 al weer meer dan 30 jaar geleden. In dit artikel komt de negentigjarige tweeling Sjoukje en Huite Palstra aan het woord. Het is altijd leuk om Barradeelsters in de krant tegen te komen.

‘Wy ha noait de hân opholden, dêr ha wy foar skrept’

Vandaag is het koffiedrinken en gebak eten ten huize van de familie A.J. de Bruin in de Catsstraat te Franeker: de tweeling Sjoukje en Huite Palstra wordt negentig jaar. Zoals gebruikelijk is de vrouwelijke helft het spraakzaamst. De vieve Sjoukje vertelt opgewekt, dat ze vorige week pas het ziekenhuis in Harlingen heeft verlaten, waar ze voor onderzoek vier weken opgenomen is geweest. ‘It hat my dêr neat forfeeld. It wie der wol gesellich’. Ze hielp de zusters een handje bij het opmaken van haar bed en twee medepatiënten, die nogal moeite hadden met het eten, konden ook op haar hulpvaardigheden rekenen.

Zij woont in bij haar enige dochter Renske, die met A.J. de Bruins getrouwd is. Huite woont sinds jaar en dag in het Franeker rusthuis en verheugt zich over de aanstaande verhuizing van het oude tehuis in de binnenstad naar het splinternieuwe gebouw. Zijn gehoor heeft hem in de steek gelaten, maar hij ziet er welhaast blozend uit. Hij rookt met smaak kleine sigaartjes en heeft in vele dingen schik. Als je gezond blijft en een goed humeur behoudt, dan is oud worden geen bezwaar. ‘Wy ha noch in moaije âlde dei’, daar zijn broer en zuster het roerend over eens.

Sjoukje en Huite zijn geboren in Kootstertille, maar verhuisden spoedig naar Tzummarum , waar vader molenaarsknecht werd. Ze waren thuis met z’n vieren als kinderen en ruim was het natuurlijk niet. Na de schooljaren werd Huite boerenknecht en Sjoukje dienstmeisje, allebei op hetzelfde bedrijf. Zij verdiende veertig cent per week plus de kost. 

Huite zag spoedig kansen in Duitsland en ging daar in de mijnen werken. Hij kwam terug om met Minke Tichelaar te trouwen en werd toen opnieuw mijnwerker. Sjoukje probeerde in Zaandam haar geluk als dienstmeisje, keerde naar Franeker terug en trouwde met Hendrikus de Bruin. Het jonge paar kwam in Tzummarum te wonen en kosterde er, Duitsland trok hen ook en zo zagen Sjoukje en Huite elkaar in Duitsland terug. De beide gezinnen woonden in hetzelfde huis. Huite werkte ondergronds, Hendrikus er boven. Sjoukjes enige dochter werd in Duitsland geboren; het huwelijk van Huite bleef kinderloos.

Toen de Eerste Wereldoorlog naderbij kwam, keerden beide gezinnen naar Friesland terug. Huite trok naar de Limburgse mijnen en vervolgens naar Amsterdam, Sjoukje en haar man vestigden zich in Tzummarum. Huites vrouw overleed in 1930 en Huite wilde terug naar Tzummarum.  Sjoukjes man kwam in 1941 te overlijden. Broer en zuster trokken bij elkaar in. Sjoukje woont nu al een jaar of veertien bij haar dochter, en Huite is aan z’n vijftiende jaar in het rusthuis bezig. Ze zien elkaar geregeld ten huize van de familie De Bruin.

Twee mensenlevens in een paar regels afgedaan. Dat kan natuurlijk niet. Ze hebben zoveel meegemaakt. Sjoukje zou uren kunnen vertellen over de armoede, de Duitse jaren, de veertig jaren dat ze kosteres was in Tzummarum. Huite, die een half mensenleven onder de grond heeft verkeerd, kan met zijn verhalen boeken vullen. Maar Sjoukje formuleert kort en krachtig, waar het haar en haar broer altijd om begonnen is geweest: ‘Wy ha noait de hân ophâlde, dêr ha wy foar skrept’

Broodventer Van der Molen

WIJNALDUM: In het boek over de middenstand en andere bedrijvigheid in Wijnaldum in de 20e eeuw is een hoofdstuk gewijd aan de broodventer Berend van der Molen. Het is niet een heel groot hoofdstuk maar na het uitkomen van het boek is er een reactie ontvangen van Jarig Dirk van der Molen uit Deventer, een ‘pakesizzer’ van Berend van der Molen. Hij stuurde een paar prachtige foto’s op die wij u niet willen onthouden.

De tekst uit het boek is hierbij overgenomen.

Berend van der Molen met paard en ventwagen
‘In het winkelpand aan de Buorren 26 naast het voormalig café, woonde voor en na de Tweede Wereldoorlog Berend Scheltes van der Molen. Berend (1887) was geboren in Sexbierum. Hij was gehuwd met Trijntje Runia (1887) afkomstig uit Berlikum.

Berend trok er alle dagen op uit om zijn bakkerswaren van bakker Overzet uit Harlingen bij de streek langs te verkopen. Hij deed dit met zijn bakfiets. Berend en Trijntje kregen vijf kinderen: Schelte (1913), Sybren Klaas (1914), Beitske (1915) die slechts 1 jaar is geworden. Vervolgens weer een Beitske (1916) en Martentsje (1919). Volgens het Algemeen Adresboek van de provincie Friesland van omstreeks 1928, is Berend dan agent van een levensverzekeringsmaatschappij.

Daarnaast is Berend eind jaren ’30, samen met nog enkele dorpsgenoten, actief geweest in het bestuur van de Vereniging van houders van trekhonden toen er een ministerieel besluit was afgekondigd aangaande de Trekhondenwet’.