Onderstaand artikel is in februari 1981 geschreven door K.T. Hibma. Hij heeft veel artikelen geschreven in de dorpskrant onder de noemer: Historie Sexbierum-Pietersbierum.
Alhoewel de wintermaand
december allang voorbij is, zijn we nog in de winter, want de maand februari is
hier bij ons vaak de koudste maand van het jaar.
Heerenwaltsje Sexbierum winter 1923 |
In oude
almanakken wordt februari vaak aangeduid met sprokkelmaand. We werden hier
kortgeleden nog aan herinnerd door een TV-uitzending, waarin beelden werden
vertoond van houtzoekers in de bossen, waarvoor toestemming was verkregen. Onze
gedachten gingen onwillekeurig terug naar de laatste jaren van de oorlog
1940-1945. Vooral die laatste winter was het bittere noodzaak om hout te zoeken
om de kachel brandende te houden. De sprokkelaars van tegenwoordig, sprokkelen
voor hun open haard. Een luxe artikel, dat om reden van het dure gas, ook nog
wel wat rendabeler begint te worden. We kunnen ons nog levendig voorstellen, dat
in de winter 1944-1945 de telegraafpalen langs de oude spoorbaan van Sexbierum
naar Oosterbierum geruisloos waren verdwenen. Vlak boven de grond afgezaagd en
dat daarna één voor één de restanten nog werden uitgegraven.
We vinden het dan ook een goede zaak, dat er door velen steeds meer op
wordt gewezen dat we zuiniger op onze grondstoffen moeten worden. Als je het
over winter hebt, denk je vaak direct aan sneeuw en ijs. In dat opzicht is het
nu nog geen winter geweest en de maand januari, ook wel Louwmaand genoemd, was
een lauwe maand. Maar pas op, twee jaar geleden hadden we in Friesland in
februari ongekende hoeveelheden sneeuw, zodat veel dorpen in Friesland geïsoleerd raakten. Vaak moest gebruik gemaakt worden van helikopters in
noodgevallen.
Winter 1979 in Oosterbierum. Klaas de Vries helpt een dorpsgenoot met sneeuwschuiven. |
Voor agrarisch
Friesland betekende vroeger een strenge winter veel voorzorg om de
bewaarproducten, zoals aardappels, bieten, rapen, wortels (peen) en andere
winterproducten zo goed mogelijk tegen bevriezen te beschermen. De benamingen
(de aardappels onder de winter, hjerst en winterhûd, heapbeslaen, tuskenhûd)
hoorden allemaal bij het bewaren op het veld. Nu de gemengde akker- en
veebedrijven haast allemaal verdwenen zijn, worden de bestaande schuren en
stallen benut voor het bewaren van, in hoofdzaak, aardappels. En nu alles goed
verzorgd is, kunnen we een paar weken echt winter hebben, met goed ijs om op te
schaatsen. Voor schaatsliefhebbers wonen we hier niet op de beste plaats. Wanneer
men in het oosten en zuiden van Friesland al een week had geschaatst, moesten
wij ons hier op ons kleine ijsbaantje aan de kade vermaken. Vooreerst vriest
het in het begin, in het noorden minder hier dicht bij de zee, maar daar kwam
toen nog bij, dat men zolang mogelijk de sluizen bij Roptazijl en in Harlingen
open hield, om het overtollige water te lozen. Maar door de stroming leed het
ijs en duurde het langer voor het ijs “vertrouwd” was.
Baanveger bij de poort van Liauckama-state (Sexbierum) |
Maar als het dan
eindelijk zover was, dan kwamen de baanvegers op het ijs. Deze mannen zorgden
er dan ook voor dat de “wekken” gemarkeerd werden door er takken omheen te
planten. En dan kreeg ieder het te pakken, de ijsbaan was op enkele kleine
kinderen na, verlaten en iedereen trok er op uit. Zelfs de scholen werkten mee
aan het ijsfeest. Zo gebeurde het, dat ieder kind dat een briefje van de ouders
had mee gekregen, ’s middags om 2 uur de school mocht verlaten. We
herinneren ons nog, dat Klaas en Kees van (omke Sietse) die toen op ‘t War
woonden, aan de weg naar Franeker hier op school gingen en ’s middags bij pake
en beppe overbleven en van pake Klaas een briefje meekregen met deze inhoud: Meester! Ik wil dat U deze jongens om 2 uur
loslaat!
Oudere mensen
verhalen soms nog over strenge winters van vroeger. Zo is heel bekend geworden
de winter van 1890. We hebben wel eens horen vertellen dat er hier een boer
was, ik meen T. Okkinga, welke in de winter van 1890 wel 12 keer per schaats
naar Leeuwarden was geweest om de markt te bezoeken. Mijn grootvader, pake Klaas
had in die winter een tent op de z.g.n. riehâls waar hij warme chocolademelk en
andere versnaperingen aan de vermoeide schaatsers trachtte te verkopen. En voor
de jonge mensen, die soms bij maanlicht nog op de ondergelopen Ieegen reden, had
hij warme gekookte appels, 1 cent per stuk. Zijn marktreclame was dan: ‘sodene appels hiet, maak ze me kwiet,
voordat ik ze weg smiet’.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten