Translate this site

zaterdag 17 november 2012

Herinneringen van K.T. Hibma (Sexbierum)



Onderstaand artikel is in februari 1981 geschreven door K.T. Hibma. Hij heeft veel artikelen geschreven in de dorpskrant onder de noemer: Historie Sexbierum-Pietersbierum.

Alhoewel de wintermaand december allang voorbij is, zijn we nog in de winter, want de maand februari is hier bij ons vaak de koudste maand van het jaar.

Heerenwaltsje Sexbierum winter 1923
In oude almanakken wordt februari vaak aangeduid met sprokkelmaand. We werden hier kortgeleden nog aan herinnerd door een TV-uitzending, waarin beelden werden vertoond van houtzoekers in de bossen, waarvoor toestemming was verkregen. Onze gedachten gingen onwillekeurig terug naar de laatste jaren van de oorlog 1940-1945. Vooral die laatste winter was het bittere noodzaak om hout te zoeken om de kachel brandende te houden. De sprokkelaars van tegenwoordig, sprokkelen voor hun open haard. Een luxe artikel, dat om reden van het dure gas, ook nog wel wat rendabeler begint te worden. We kunnen ons nog levendig voorstellen, dat in de winter 1944-1945 de telegraafpalen langs de oude spoorbaan van Sexbierum naar Oosterbierum geruisloos waren verdwenen. Vlak boven de grond afgezaagd en dat daarna één voor één de restanten nog werden uitgegraven.

We vinden het dan ook een goede zaak, dat er door velen steeds meer op wordt gewezen dat we zuiniger op onze grondstoffen moeten worden. Als je het over winter hebt, denk je vaak direct aan sneeuw en ijs. In dat opzicht is het nu nog geen winter geweest en de maand januari, ook wel Louwmaand genoemd, was een lauwe maand. Maar pas op, twee jaar geleden hadden we in Friesland in februari ongekende hoeveelheden sneeuw, zodat veel dorpen in Friesland geïsoleerd raakten. Vaak moest gebruik gemaakt worden van helikopters in noodgevallen. 

Winter 1979 in Oosterbierum. Klaas de Vries helpt een dorpsgenoot met sneeuwschuiven.

Voor agrarisch Friesland betekende vroeger een strenge winter veel voorzorg om de bewaarproducten, zoals aardappels, bieten, rapen, wortels (peen) en andere winterproducten zo goed mogelijk tegen bevriezen te beschermen. De benamingen (de aardappels onder de winter, hjerst en winterhûd, heapbeslaen, tuskenhûd) hoorden allemaal bij het bewaren op het veld. Nu de gemengde akker- en veebedrijven haast allemaal verdwenen zijn, worden de bestaande schuren en stallen benut voor het bewaren van, in hoofdzaak, aardappels. En nu alles goed verzorgd is, kunnen we een paar weken echt winter hebben, met goed ijs om op te schaatsen. Voor schaatsliefhebbers wonen we hier niet op de beste plaats. Wanneer men in het oosten en zuiden van Friesland al een week had geschaatst, moesten wij ons hier op ons kleine ijsbaantje aan de kade vermaken. Vooreerst vriest het in het begin, in het noorden minder hier dicht bij de zee, maar daar kwam toen nog bij, dat men zolang mogelijk de sluizen bij Roptazijl en in Harlingen open hield, om het overtollige water te lozen. Maar door de stroming leed het ijs en duurde het langer voor het ijs “vertrouwd” was. 

Baanveger bij de poort van Liauckama-state (Sexbierum)
Maar als het dan eindelijk zover was, dan kwamen de baanvegers op het ijs. Deze mannen zorgden er dan ook voor dat de “wekken” gemarkeerd werden door er takken omheen te planten. En dan kreeg ieder het te pakken, de ijsbaan was op enkele kleine kinderen na, verlaten en iedereen trok er op uit. Zelfs de scholen werkten mee aan het ijsfeest. Zo gebeurde het, dat ieder kind dat een briefje van de ouders had mee gekregen, ’s middags om 2 uur de school mocht verlaten. We herinneren ons nog, dat Klaas en Kees van (omke Sietse) die toen op ‘t War woonden, aan de weg naar Franeker hier op school gingen en ’s middags bij pake en beppe overbleven en van pake Klaas een briefje meekregen met deze inhoud: Meester! Ik wil dat U deze jongens om 2 uur loslaat!

Oudere mensen verhalen soms nog over strenge winters van vroeger. Zo is heel bekend geworden de winter van 1890. We hebben wel eens horen vertellen dat er hier een boer was, ik meen T. Okkinga, welke in de winter van 1890 wel 12 keer per schaats naar Leeuwarden was geweest om de markt te bezoeken. Mijn grootvader, pake Klaas had in die winter een tent op de z.g.n. riehâls waar hij warme chocolademelk en andere versnaperingen aan de vermoeide schaatsers trachtte te verkopen. En voor de jonge mensen, die soms bij maanlicht nog op de ondergelopen Ieegen reden, had hij warme gekookte appels, 1 cent per stuk. Zijn marktreclame was dan: ‘sodene appels hiet, maak ze me kwiet, voordat ik ze weg smiet’.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten